Longread
Natuurbehoud: kunstmatige intelligentie versus groen geweld
Negentig procent van de neushoorns in Afrika is in het afgelopen decennium gedood. Stroperij door georganiseerde bendes, corrupte ambtenarij, maar ook bittere armoede en honger blijken drijvende krachten achter de uitroeiing. Welke maatregelen werken om de populaties wilde dieren in de voormalige koloniën van Europese mogendheden te beschermen? Na 27 jaar als hoogleraar Resource Ecology aan Wageningen University & Research neemt prof. Herbert Prins afscheid met verbijsterende verhalen uit de eerste hand: “Natuurbescherming is ‘goed’ en stroperij is ‘slecht’. Zo simpel ligt dat niet”.
Afscheidsrede van prof. Herbert Prins, hoogleraar Resource Ecology aan Wageningen University & Research op 31 oktober 2019.
Vandaag voel ik verwantschap met een man die precies 502 jaar geleden zijn opvattingen en overtuigingen verdedigde tegen de felle oppositie van andere mannen die – met hand en tand – hún opvattingen en overtuigingen verdedigden. Ik heb het over Martin Luther die in 1517 zijn 95 stellingen aan de deur van de universiteit van Wittenberg in Duitsland nagelde en daarmee de Rooms-Katholieke Kerk uitdaagde.
Luther was hoogleraar in de moraaltheologie, vooral op het gebied van ‘goed en kwaad’. Ik ben professor in de ecologie, niet in de theologie, maar niettemin wil ik me ook richten op ‘goed en kwaad’, vooral op het gebied van de natuurbescherming. Ik zal voornamelijk ingaan op stroperij en activiteiten gericht op het tegengaan van stroperij en in het bijzonder op het stropen van olifanten en neushoorns. Aan het einde van deze lezing zal ik bespreken hoe kunstmatige intelligentie mogelijkheden biedt om voorspellende analyse-instrumenten te ontwikkelen die de misdadige handel met in het wild levende dieren aanzienlijk kunnen verminderen.
Martin Luther werd geboren in 1483. Hij werd docent op 25-jarige leeftijd. Op die leeftijd had ik zelfs mijn mastertitel nog niet eens ontvangen. Toen Luther zijn stellingen aan de deur spijkerde, was hij 34 jaar oud. Vanaf dat moment bevond hij zich midden in het strijdgewoel van de religieuze controverse en vocht hij voor zijn opvattingen en, wellicht letterlijk, voor zijn leven. Toen ik 34 was, was ik in de Oost-Afrikaanse bush om onderzoek te doen voor mijn doctoraat en stuitte ik op een ander soort strijd. Hoewel die niet zo dramatisch was als die van Luther, waren er momenten waarop ook ik voor mijn leven moest vechten.
Luthers vrijdenken en vrijelijk gepubliceerde woorden leidden tot de godsdienstoorlogen die Europa zouden teisterden en miljoenen mensen het leven kostten. Veel landerijen werden verlaten en daardoor raakte de landbouw en ecologie in verval; misschien wel 30 procent van het land was gedurende de godsdienst-oorlogen aan het einde van de middeleeuwen volledig verwilderd. Er verschenen nieuwe bosgebieden en op veel plaatsen kwamen ongetwijfeld de wolf en eland terug. Tegenwoordig noemen we dat ‘wildernisnatuur’ – sommigen van ons zien dat als ‘goed’ en anderen als ‘slecht’. Evenzo zien sommigen natuurbehoud als ‘goed’ en stroperij als ‘slecht’. Tijdens mijn professionele jaren ontdekte ik dat het niet zo eenvoudig ligt.
Vernietiging van de lokale landbouw
Tanzania, het Oost-Afrikaanse land waar ik aan het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw verkoos te wonen, was in die tijd duidelijk in beroering. Het was bijna twee decennia geleden dat het land zijn onafhankelijkheid verkreeg van het koloniale bewind. Er waren parallellen met Europa na de religieuze vijandelijkheden van de 16e en 17e eeuw. De Koude Oorlog woedde en Tanzania bevond zich in het socialistische kamp. De retoriek was antikoloniaal, wat leidde tot zeer intrigerende historische inzichten. Ik werd me ervan bewust dat de beroemde Pax Britannica, de vrede die Groot-Brittannië aan het einde van de 19e eeuw naar Afrika bracht, een misvatting was.
De opmars van de Europese beschaving zorgde voor een schokgolf van vreemde ziekten waardoor de lokale bevolking en dierenpopulatie werden gedecimeerd. Een cascade van gebeurtenissen volgde: in veel gebieden kwam het bushlandschap terug en daarmee ook de tseetseevlieg. Vervolgens verspreidde de slaapziekte zich, wat het in cultuur brengen van de grond vrijwel onmogelijk maakte. Dit leidde tot een snelle toename van het aantal wilde dieren op plaatsen waar mensen niet meer konden leven. Vervolgens leidde de vernietiging van de lokale landbouw en de verspreiding van de vreemde runderpestziekte onder het vee en andere hoefdieren tot massale hongersnood onder de mensen. Overal woedden stammenoorlogen, niet omdat de inheemse volkeren bijzonder strijdlustig waren, maar vooral door de verstoorde verhoudingen als gevolg van het kolonialisme. Veel beschermde gebieden die nu bekend staan als natuurparadijzen waren vroeger landbouwgebieden. Zelfs de beroemde Ngorongorokrater en de Serengeti!
Kortom, vanaf het koloniale tijdperk nam de natuur uitgestrekte gebieden over die vroeger gewijd waren aan landbouw en veeteelt, ten koste van de lokale bevolking. Houd dit in gedachten tijdens de rest van mijn lezing, want ik ga zo nog dieper in op de wisselvalligheden van ‘goed’ en ‘kwaad’ in relatie tot de bescherming van de natuur tegen stropers. Ik hoop dat u voorzichtig zult zijn met het trekken van conclusies over de vraag wie of wat goed of slecht is. Niet iedereen heeft eerbied voor de natuur. Als je een grootvader zijn levenloze kleindochter op schoot ziet wiegen nadat ze uit bed is gerukt en vertrapt door een plunderende olifant, of als je een wanhopige vrouw hebt zien schreeuwen die met haar eigen ogen zag hoe haar buurvrouw en vervolgens ook de dochter werd gedood door een beer, dan zullen je ideeën over wie ‘goed’ en wie ‘slecht’ is niet meer zo zwart-wit zijn.
Tijdens die Koude Oorlog in Tanzania las de Oost-Duitse geheime politie de correspondentie tussen mijn moeder en mij. Er waren geheime legerkampen waar men niet naartoe mocht gaan. In het zuiden hadden de vrijheidsstrijders van het Zuid-Afrikaanse ANC en de Zimbabwaanse ZANU hun kampen waar, in naam van de vrijheid, allerlei dingen plaatsvonden die het daglicht niet konden verdragen. Het land was zo onstabiel dat toen de minister-president bij een auto-ongeluk om het leven kwam, het gerucht ging dat het ANC daarvoor verantwoordelijk was.
Er heerste armoede, mensen liepen in vodden of zelfs naakt, overal waren er politieversperringen en duizenden mensen werden gearresteerd voor vermeende economische sabotage of afpersing. Als men meer dan een liter kerosine of een stuk zeep had, kon men zes maanden gevangen worden gehouden. In naam van de wetenschap en om een doctorsgraad te behalen, bleef ik echter in de bush, ver weg van de beschaving, in het hart van een nationaal park, met slechts enkele kerosinelampen en een typemachine.
Omdat de overheid over weinig geldmiddelen beschikte, nam ik tal van verantwoordelijkheden op mij om het park te onderhouden, in het bijzonder het verstrekken van voedsel en onderdak aan de parkwachters. Daarna raakte Tanzania verwikkeld in de Oegandese oorlog om de mensenrechtenschender Idi Amin te verdrijven. Na die oorlog moest ik plotseling tien man extra te eten geven – jonge getraumatiseerde soldaten die een baan als parkwachter hadden gekregen, maar waarvoor de regering geen geld had. Mijn huishouden groeide zo uit tot 16 man, allemaal zwaarbewapend.
Het was moeilijk om aan genoeg voedsel te komen voor iedereen. Daarom begon ik handel te drijven op de zwarte markt, hield ik me bezig met het smokkelen van voedsel en het omkopen van het leger voor de brandstof die nodig was voor het vervoer van de mannen, het voedsel en andere benodigdheden. Ik moest mezelf in stand houden in een zeer duistere wereld.
We raakten alle neushoorns kwijt
De wijdverbreide armoede, de veroordeling van de waarden van de voormalige koloniale mogendheden, het afnemende moreel van de onbetaalde nationale parkwachters en onderbetaalde bazen, plus de gebrekkige opleiding van de leden van de politieke partijen die waren benoemd in leidinggevende functies leidden tot een fatale ineenstorting van het systeem van nationale parken. Overal begon men met het stropen van wilde dieren. Sommigen beweren dat het begon met de illegale jacht door militairen om legerkampen te voeden. Anderen zeggen dat het begon met parkwachters die wild afschoten om zichzelf te voeden, of met arme boeren die de onrechtmatig in bezit genomen stukken grond claimden waar hun vaders of grootvaders landbouw hadden bedreven. Wat de oorzaak ook was, het was begonnen. Als getuige van het effect ervan raakte ik betrokken bij de natuurbescherming.
De mannen in mijn groeiend kamphuishouden waren loyaal aan mij omdat ik ze bleef voeden en ervoor zorgde dat ze hun medicijnen kregen – en ook omdat ik ze soms uit een familiecrisis hielp. Voor hun en mijn eigen veiligheid, en die van de wilde dieren die we moesten beschermen, verbood ik de consumptie van alcohol in het kamp.
Ik werd steeds meer betrokken bij het organiseren van anti-stroperijactiviteiten. Ik dacht dat genoeg andere mensen zich bezig zouden gaan houden met sociale onrechtvaardigheid, rechteloosheid, armoedebestrijding, enzovoort. Als veldbioloog kon ik aandacht besteden aan de benarde situatie van de zwarte neushoorn en de Afrikaanse olifant. Ik kan u nu vertellen dat we de meeste olifanten van Manyara hebben kunnen beschermen. Omdat de prijs van de hoorn van de neushoorn in verhouding tot zijn grootte veel aantrekkelijker was dan die van ivoor, waren de neushoorns veel moeilijker te beschermen. We zijn ze allemaal kwijtgeraakt.
En toen ontdekte ik dat deze stroperij werd georganiseerd door de allerhoogste leidinggevenden van Tanzania National Parks.
Dodelijke verdwaalde kogel
Ik was bevriend geraakt met mijn eigen parkwachters, en die begonnen me informatie te geven – inclusief wat bekend staat als ‘gevoelige informatie’. De informatie was zelfs zo gevoelig dat de hoogste overheidsambtenaar die verantwoordelijk was voor natuurbehoud me waarschuwde dat mijn eigen veiligheid gevaar liep. Hij vertelde me dat ik er verstandig aan zou doen om het land zo spoedig mogelijk te verlaten, omdat hij niet langer kon garanderen dat ik niet ‘per ongeluk’ door een verdwaalde kogel zou worden gedood.
Ik kan u verzekeren dat ik me niet op mijn gemak voelde. Ook voelde ik me erg eenzaam. Alle andere buitenlandse wetenschappers die ik kende, hadden het land verlaten omdat het leven te moeilijk was geworden zonder voedsel en zonder brandstof. Een goede vriendin die in de Ngorongorokrater werkte, ontdekte dat ook hoge ambtenaren betrokken waren bij het stropen van neushoorns. Zij was ook gewaarschuwd. Toen ze daaraan geen gehoor gaf, werden er inderdaad een aanslag op haar beraamd. Ze nam toen een lange vakantie. In het naburige Kenia werd een aantal natuurbeschermers vermoord.
Rond deze tijd begon Shell te zoeken naar olie en gas in het enorme wildreservaat Selous in het zuiden van Tanzania. Lange stroken land met bomen en struiken werden gekapt voor seismisch onderzoek, waardoor het gebied toegankelijk werd voor stroperij: Treinladingen met Afrikaans teakhout verlieten het land via de nieuwe, door Chinezen gebouwde spoorlijn. In ongeveer vijf jaar tijd was de zwarte neushoorn er uitgeroeid en waren er ongeveer 40.000 olifanten gedood.
Neushoornbestand steeg op voormalige landbouwgrond
Intrigerend genoeg was het wildreservaat Selous een gebied waar tienduizenden mensen hadden gewoond voor de Maji-Maji-opstand tegen het Duitse koloniale bewind. Tijdens de massale vergeldingsacties van de koloniale meesters van die tijd werden velen gedwongen zich elders te vestigen. Het aantal neushoorns en olifanten was op deze voormalige landbouwgronden enorm toegenomen. Echter, in de jaren ’60 waren olifanten en neushoorns al uit alle andere gebieden verdwenen als gevolg van de acties van koloniale olifantcontroleurs – sommige van deze controleurs hadden elk meer dan 10.000 olifanten doodgeschoten!
Tijdens de koloniale tijd werd een dergelijke grootschalige slachting als positief gezien als onderdeel van een poging om het land geschikt te maken voor de landbouw. Maar in de jaren tachtig zagen de voormalige koloniale mogendheden (dat wil zeggen: wij) het op grote schaal doden van olifanten als een ramp – deels vanwege de toeristische inkomsten die deze prachtige dieren hielpen genereren, maar ook omdat het concept van de ‘intrinsieke waarde’ belangrijk werd. De oorlog om het ivoor was begonnen en dit leidde tot een versterking van de natuurbeschermingsbeweging – eerst in Kenia en later elders in Afrika. Er waren er echter ook die de anti-stroperijactiviteiten bestempelden als ‘groen geweld’.
‘Groen geweld’
Wat is ‘groen geweld’? Niet iedereen ziet dit als een correcte term. De basisgedachte is dat organisaties of individuen geweld gebruiken om de natuur te beschermen. Professor Büscher van deze universiteit definieerde ‘groen geweld’ als “de aanwending van gewelddadige instrumenten en tactieken voor de bescherming van de natuur”. Staat ‘gebruik van fysieke kracht’ of ‘gewapende reactie’ gelijk aan ‘geweld’?
Een gangbare definitie van ‘geweld’ is iets als “gedrag waarbij fysieke kracht wordt ingezet met de bedoeling iemand of iets te kwetsen, te beschadigen of te doden”. Het is dus de intentie om iemand of iets te kwetsen of te doden waardoor ‘geweld’ zich onderscheid van ‘gebruik van fysieke kracht’. De tweede definitie van ‘geweld’ in het woordenboek is vaak ongeveer zo: “de onwettige uitoefening van lichamelijk geweld of intimidatie door het tentoonspreiden van dergelijk geweld.” De term ‘groen geweld’ legt dus de nadruk op het idee dat de inzet van fysieke kracht om de natuur te beschermen onrechtmatig is en de bedoeling heeft pijn te doen. Dit is heel wat anders dan ‘groene militarisering’, een soortgelijke term.
De meesten van ons geloven dat wettige regeringen die democratisch controle hebben over hun leger en politieapparaat, het ‘monopolie op geweld’ hebben. Professor Gribnau van de Universiteit Leiden vatte dit goed samen in zijn oratie van 2009, die ik samenvattend vertaal als: “De staat streeft het monopolie van geweld na om eigenrichting te voorkomen en de veiligheid te handhaven. Tevens is dit gezag gericht op rechtsvorming en –handhaving, hetgeen pas mogelijk is als de staat het monopolie heeft op het legitiem gebruik van geweld”. Dit is het centraal principe van soevereiniteit van een staat of volk.
Als men de regering van bijvoorbeeld Kenia of de regering van Zuid-Afrika accepteert als soeverein, net als die van Nederland, en als deze regeringen hun diensten toestaan om geweld te gebruiken om stroperij tegen te gaan, dan kan de term ‘groene militarisering’ een juiste zijn. Echter, om de term ‘groen geweld’ te rechtvaardigen moet men het geloofwaardig maken dat de fysieke kracht die ingezet wordt om stroperij door overheidsdiensten of geautoriseerde particuliere diensten te bestrijden, onwettig zijn of de intentie hebben om schade te berokkenen. In het eerste geval moeten de autoriteiten een onderzoek instellen en een strafrechtelijke vervolging instellen. In het laatste geval moeten de autoriteiten een onderzoek instellen en disciplinaire maatregelen nemen.
Ik had tot nu toe begrepen dat bij de arrestatie van stropers in Tanzania, of bij schietpartijen, de formele procedures duidelijk waren: de zaken moeten altijd door de politie worden onderzocht en voor de rechter worden gebracht. Veel ernstiger is het natuurlijk wanneer de formele procedures niet worden gevolgd en eigenrichting plaatsvindt. Het doet er dan natuurlijk niet toe of ‘groen geweld’ is gepleegd door overheidsdiensten of anderszins bevoegde beveiligingsbedrijven. Ik kom hier later op terug.
Natuurbeschermers versus sociaal wetenschappers
Er is meer onenigheid tussen veel natuurbeschermers en veel sociale wetenschappers. Een groot aantal sociale wetenschappers lijkt het in eigendom hebben of de rechtmatigheid van het in eigendom hebben van planten, dieren of land door een regering of door niet-lokale mensen te betwisten. Zij ondersteunen het idee dat wilde dieren en land eigendom zijn van de lokale bevolking. Als ze gelijk hebben, dan zijn de lokale mensen geen stropers als ze dieren doden die in het wild leven en hun rechtmatig toebehoren. Ik kom hier later ook op terug.
Maar eerst wil ik met u teruggaan naar Tanzania, waar ik werd bedreigd met een verdwaalde kogel. Wat was het probleem dat mijn parkwachters mij hebben gemeld? In de nabijgelegen Serengeti werden veel stropers gedood en de hoogstgeplaatste man van de Tanzaniaanse beschermingsorganisatie die met hun dood in verband werd gebracht, berichtte de president van het land met trots over dit nieuws. Ook externe ngo’s, zoals het Wereld Natuur Fonds, spraken er met trots en genoegen over.
Dit is wat er gebeurde: parkwachters in de Serengeti kregen de opdracht om vee te plunderen in het gebied van de Sukuma net ten zuiden van de Serengeti. Het vee werd vervolgens door de Serengeti naar de grens met Kenya gedreven. De grenspatrouilles van beide landen hadden de opdracht gekregen hun posten te verlaten. Deze bevelen waren afkomstig van die eerdergenoemde ‘hoogste man’, wiens broer toevallig een hoge ambtenaar aan de Keniaanse kant van de Serengeti was en die aan die kant opdracht gaf om het vee in Nairobi te verkopen. Toen de wettige eigenaars van het vee de parkwachters achtervolgden om te proberen hun eigen koeien en stieren terug te krijgen, werden ze neergeschoten en afgeschilderd als stropers die legaal waren gedood in een schietpartij tussen hen die aan de ‘goede kant’ vochten tegen de mannen aan de ‘slechte kant’.
Omdat ik deze informatie in handen kreeg, werd mij verteld dat ik beter kon vertrekken als ik mijn eigen huid wilde redden. De hoogste man van de afdeling natuurbescherming dreigde me dood te laten schieten als ik dat niet zou doen.
Anti-stropers patrouilles
Maar door dit incident voelde ik me des te meer betrokken bij natuurbehoud. Ik begon zelf met het plannen van anti-stroperijpatrouilles. Ik liep zelfs patrouilles met parkwachters en was minstens twee keer aanwezig toen ‘mijn mannen’ neushoorn- of buffelstropers arresteerden. Daar beleefde ik iets heel anders dan wat er in de Serengeti was gebeurd: toen we een hinderlaag legden en de stropers in onze val liepen, was er geen geweld. Na de arrestatie rookten de stropers en parkwachters vaak samen een sigaret. Ik bracht ze in mijn Land Rover naar het hoofdkwartier en soms stopte ik onderweg voor een pauze in mijn kamp.
Het duurde niet lang voordat ik hoorde dat de stropers niet lid waren van de gevaarlijke organisaties waar men vaak over hoort. Het waren lokale boeren en jongeren die op zoek waren naar vlees en geld omdat ze honger hadden en in armoede leefden. Na de arrestatie en rechtszitting werden ze meestal op borgtocht vrijgelaten, wat toen een paar euro was. Omdat de parkwachters bewapend waren, konden we dit als ‘groene militarisering’ bestempelen, maar in werkelijkheid was het veel meer gewoon politiewerk en de parkwachters gebruikten hun geweren alleen voor het afvuren van waarschuwingsschoten om gevaarlijke olifanten af te schrikken.
Als dit ‘groen politiewerk’ is, wat is dan het recht van de staat om een nationaal park af te bakenen en de lokale bevolking de toegang tot het gebied te ontzeggen of hen het recht te ontzeggen op vlees of trofeeën zoals olifantenivoor of hoorns van neushoorns? Dat hangt er natuurlijk vanaf in welke staat men werkt: een soevereine staat maakt wetten en regels die van toepassing zijn. Deze wetten en regels kunnen verschillen van die van andere staten, en misschien houd je niet van de wetten en regels van de staat waarin je leeft en woont, of van die van een andere samenleving. Maar dat geeft je niet het recht of de macht om deze wetten en regels te negeren.
Eigendom van wilde dieren
In veel landen, zoals Tanzania en Kenia, zijn wilde dieren eigendom van de staat, of ze nu op openbaar of particulier terrein rondzwerven: ze zijn niet van iedereen. Stropen is dus een economische misdaad, men steelt namelijk van de eigenaar, de staat. Omdat stelen als een misdaad wordt beschouwd en de staat het monopolie op geweld heeft, is het met geweld verdedigen van staatseigendom legaal. Men kan dat dus niet simpelweg als ‘groen geweld’ kwalificeren – het is slechts ‘groen politiewerk’ als het volgens de wet wordt gedaan.
Foto: Coby van Dooremalen
In andere landen, zoals Zuid-Afrika, is de staat eigenaar van de wilde dieren in de nationale parken en de keuze om dit eigendom te verdedigen tegen het illegaal doden en meenemen ervan is dus legaal. Wanneer het gaat om privé-eigendom, is de grondeigenaar eigenaar van de wilde dieren en kan hij, onder bepaalde voorwaarden, deze ook als eigendom verdedigen door het nemen van anti-stroperijmaatregelen. De wettigheid daarvan is door rechters al vele malen getoetst en ik weet niet of er gevallen bekend zijn waarin een verdachte na diens arrestatie is vrijgelaten omdat de rechter oordeelde dat de verdachte het recht had om dieren mee te nemen die niet van hem of haar waren. Met andere woorden, anti-stroperijactiviteiten ter verdediging van iemands eigendommen zijn legaal op voorwaarde dat alles volgens de regels van het boekje wordt gedaan en door de rechter kan worden beoordeeld.
Onteigenen met compensatie
Men kan zich echter wel op het standpunt stellen dat het land met zijn wilde dieren en wilde planten op onrechtmatige wijze is verworven. Een veelgehoord argument is dat de koloniale autoriteiten het land van de inheemse bevolking hebben afgenomen om bijvoorbeeld een jachtreservaat voor de koloniale elite te stichten. Vaak werden dergelijke jachtgebieden later strikt beschermde gebieden. Toen ik in Tanzania en later in Kenia werkte, heb ik dit onderzocht.
Als men het koloniale bestuur bekijkt, ontstaat een ander beeld, namelijk van een langdradig proces van het ‘teniet doen gaan van inheemse rechten’. In principe betekende dit dat een bestuurder samen met de gemeenschap de jaarlijkse economische opbrengst van een gebied schatte. Wanneer het bedrag van die opbrengst eenmaal was overeengekomen, werd de jaarlijkse financiële waarde vastgesteld en opnieuw overeengekomen. Daarna werd de compensatiewaarde voor de gemeenschap vastgesteld op 10 keer die jaarlijkse financiële waarde. In Nederland wordt dit ‘compensatie na onteigenen ten behoeve van rechtmatig overheidshandelen’ genoemd.
Sommige westerse ngo’s, met name Oxfam, hebben de lokale bevolking in Oost-Afrika voor de rechter ondersteund bij het aanvechten van de legitimiteit van deze koloniale procedure. Dit lukte wel bij de lagere gerechtshoven in Tanzania, maar het Tanzaniaanse Hooggerechtshof vond geen fout in de procedure en oordeelde bijvoorbeeld dat Mkomazi National Park rechtmatig was gesticht.
In andere landen vond soms onteigening plaats zonder compensatie. Dit leidde tot enkele succesvolle claims als gevolg waarvan land werd teruggegeven aan de oorspronkelijke gemeenschappen. Dit was het geval in Zuid-Afrika. De procedure tot nu toe is echter dat de beschermde status van het gebied gehandhaafd blijft. Het gebied in een nationaal park met zijn wilde dieren wordt dus contractueel een nationaal park waarvoor de lokale gemeenschap een financiële vergoeding krijgt. De bescherming van wilde dieren blijft dus legaal.
Maar zijn anti-stroperijactiviteiten altijd legitiem? Het antwoord is natuurlijk ‘nee’ – net zoals de politie iemand wel legaal kan arresteren, maar geen illegale praktijken zoals een nekklem mag gebruiken (illegaal in de VS maar niet in Nederland).
Het is derhalve illegaal om op onwettige wijze beschermde wilde dieren, ook als die in bezit worden genomen in een gebied dat voorheen eigendom was van de voorouders: nakomelingen hebben geen wettelijke rechten op wilde dieren of planten die niet van hen zijn. Of ze nu arm zijn of niet, hun economische status wordt niet relevant geacht en jagen op het land van iemand anders of van de staat om in het eigen onderhoud te voorzien wordt als stroperij beschouwd.
Steun van prins Bernhard
Terug naar Tanzania, waar de hoge regeringsfunctionaris die verantwoordelijk was voor natuurbescherming ermee dreigde dat ik tegen een verdwaalde kogel zou aanlopen omdat ik te veel had ontdekt over de illegale praktijken die door moesten gaan voor anti-stroperijactiviteiten. De bedreiging was voor mij aanleiding om te overwegen om mijn onderzoek op te geven, maar mijn parkwachters wisten mij ervan te overtuigen dat ik dat niet moest doen. Een van de redenen waarom ze solidair met mij waren, was het feit dat ik nieuwe uniformen, ondergoed, laarzen en klamboes voor 600 parkwachters in heel Tanzania had weten te bemachtigen. Dit werd bereikt door de buitengewone steun van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard, het Nederlandse leger en de KLM.
Ik wist dat ik hun steun had omdat ik hen steunde, maar hoe bescherm je jezelf tegen een kogel? Ik moest de man die me bedreigde uitschakelen, maar omdat ik geweld niet goedkeurde, vond ik een andere manier: ik heb hem uit zijn functie laten verwijderen via een directe link die ik had met de president. Hieruit komt een belangrijke boodschap voort, namelijk dat mensen die zich bezighouden met anti-stroperijactiviteiten zelf te maken kunnen krijgen met geweld. Met andere woorden, ‘groen geweld’ kan een uitgelokte actie zijn, veroorzaakt door geweld van criminelen.
Toch is het een misvatting om te veronderstellen dat stropers altijd criminelen zijn en dat ze daarom altijd geweld tegen je zullen gebruiken. Dat is letterlijk een vitale fout. Men moet zich realiseren dat veel stropers worden gearresteerd op gronden die jij en ik niet noodzakelijkerwijs als crimineel zouden aanmerken. Bijvoorbeeld, in het Kruger National Park gaat het in ongeveer 75% van alle arrestaties om jongens en jonge mannen, typisch tussen 15 en 18 jaar oud, die in dit beschermde gebied vissen.
Maar hoe zeker kan de wetshandhaver ervan zijn dat de arrestatie van een dergelijke visser geweldloos zal verlopen?
Het antwoord op deze vraag kreeg ik tijdens mijn verblijf in Indonesië, waar ik enige tijd betrokken was bij de planning van nationale parken. Op een keer kwamen mijn collega’s en ik bij het in kaart brengen van de kust van Alas Purwo op het uiterste puntje van Zuidoost-Java in de buurt van een boot van lokale mensen die illegaal aan het vissen waren boven een beschermd koraalrif. In plaats van het illegale dynamiet in het water te gooien om de vissen te verdoven en te doden, gooiden deze vissers het dynamiet naar ons toe. Dit is een situatie waar een rechtshandhaver bang voor is: stropers die geweld gebruiken. Dit is naar mijn mening echter een heel andere situatie dan de rechtshandhavingssituatie die ik in Tanzania aanvaardbaar vond, namelijk de arrestatie van opdringerige lokale mensen door parkwachters, waarbij beide partijen zich onthouden van geweld.
De ervaring van vissers die in Indonesië dynamiet naar mij gooiden, heeft mij geleerd dat stropers geweld kunnen gebruiken om hun levensonderhoud te verdedigen. En de ervaring van iemand die me in Tanzania dreigde te laten neerschieten, leerde me dat criminelen zich kunnen voordoen als anti-stropers. Beide gevallen leerden me dat je altijd de feiten op een rijtje moet hebben, dat je zoveel mogelijk feiten moet vergaren, en dat je niet te snel bang moet zijn.
Samenzweringen
Als hoogleraar aan Wageningen University heb ik tientallen promovendi uit het buitenland begeleid. Zij zijn voor mij een enorme bron van informatie geweest, omdat veel van hen professionals waren die werkten voor diensten in beschermde gebieden. Ik heb het voorrecht gehad om met veel van hen veldwerk te doen in de meest afgelegen gebieden ter wereld. Met hen heb ik veel geleerd over corruptie onder politieagenten en parkwachters. Ik leerde veel over illegale praktijken door me aan te sluiten bij patrouilles, bijvoorbeeld langs de grens tussen Kenia en Somalië en de grens tussen China en Rusland, maar ook door te kamperen in de bossen van Kameroen en Nepal, te varen in Siberië, te wandelen door de regenwouden op Sumatra, en door de savannes van Tanzania te rijden. Bijna overal wordt het wild zo ernstig bedreigd, gaat de landconversie zo snel en ingrijpend en is de legale en illegale handel in wilde dieren en planten zo groot dat men bijna zou gaan geloven in een kolossale samenzwering tegen de biodiversiteit van onze planeet.
Als zo’n samenzwering aannemelijk lijkt – mogelijk beraamd door ‘de Chinezen’ of ‘de Amerikanen’ of ‘de maffia’ – dan moet men niet verbaasd zijn als sommige mensen reageren door het gebruik van geweld ter bescherming van onschuldige dieren te rechtvaardigen. Dit is wat Rob Fletcher van onze universiteit aan de orde stelde in een recent artikel: het idee dat geradicaliseerde mensen het verdedigbaar vinden om geweld aan te pakken met geweld.
Het probleem is natuurlijk om bewijs te vinden tegen de meesterbreinen achter die samenzwering. Toch moet men zich realiseren dat als men het idee onderschrijft dat de stroperij van neushoorns wordt beheerst door leiders van ‘syndicaten’, en als deze syndicaten in werkelijkheid niet bestaan, men een enorme hoeveelheid tijd en energie kan verspillen voordat men beseft dat men op de verkeerde weg zit. Er is vrijwel geen bewijs dat dergelijke syndicaten bestaan. Handelsnetwerken voor dierlijke lichaamsdelen, waaronder de hoorn van de neushoorn, lijken niet veel meer te zijn dan reguliere sociale netwerken waarlangs goederen een koper vinden. Adam Smiths onzichtbare hand lijkt inderdaad achter het stropen te zitten. Er is ook weinig bewijs voor bendes die dodelijk geweld gebruiken tegen wetshandhavers. De Afrikaanse stropersbendes hebben weinig gemeen met de vaak psychopathische gangsters uit de Amerikaanse misdaadliteratuur.
Laten we de dingen eens op een rijtje zetten:
- Als een soevereine regering fysiek geweld toestaat, dan moet dat als wettig en rechtmatig worden geaccepteerd. Als bevoegde overheidsdiensten dat geweld uitoefenen, dan kan dat wettig en legitiem zijn.
- Als het in een soevereine staat legaal is dat wilde dieren eigendom zijn van de staat of een particulier, dan wordt het ongeoorloofd meenemen van die dieren door iemand die niet de eigenaar is, beschouwd als diefstal. Diefstal is bijna overal op aarde een overtreding van de wet.
- Diefstal van wilde dieren valt in de meeste landen onder het burgerlijk recht (als onrechtmatige daad en niet als misdaad). Als echter ernstig bedreigde diersoorten, zoals verschillende neushoornsoorten, illegaal worden gedood, dan kan dit een misdaad worden.
- In bijna alle landen wordt het gebruik van vuurwapens zonder vergunning beschouwd als een misdrijf dat door de staat strafbaar wordt gesteld.
- De meeste stroperij van olifanten en neushoorns vindt plaats met behulp van vuurwapens.
- Sommige stropers gebruiken geweld tegen degenen die hun illegale jacht belemmeren.
- Sommige anti-stropers in particuliere of overheidsdienst reageren met militarisering, ook al lijkt hun werk meer op dat van een beveiligingsbedrijf of de politie.
- Sommige anti-stropers in particuliere of overheidsdienst hebben zich schuldig gemaakt aan onwettig of onrechtmatig geweld.
Hieruit volgt dat het gelijkstellen van anti-stroperijactiviteiten met ‘groen geweld’ nauwelijks gerechtvaardigd is. We moeten onze woordenschat correct houden. Door anti-stroperij als ‘groen geweld’ te bestempelen, kan men het draagvlak voor natuurbehoud ondermijnen. De goede kant van het gebruik van de term is echter dat het de aandacht vestigt op de morele maatstaf dat ook in de natuurbescherming het doel niet alle middelen heiligt.
Ik wil nu ingaan op het begrip ‘bendes’ en vooral ‘criminele bendes’, samen met de vraag waar de geweren vandaan komen.
Conflict met Boko Haram
Een paar maanden geleden had ik het genoegen met enkele Keniaanse promovendi het Turkanameer in Noordwest-Kenia te bezoeken. We mochten gebruikmaken van een grote, groene Toyota Land Cruiser van de Kenya Wildlife Service, met radioantennes. Het zag er gemilitariseerd uit. Terwijl we door de Chalbi Desert reden vielen ons vier dingen op. Ten eerste, de gazellen die we tegenkwamen, vluchtten onmiddellijk weg toen ze ons voertuig zagen. Ten tweede zagen we nauwelijks wild, zelfs niet in het strikt beschermde gebied van Sibiloi National Park. Ten derde, toen jonge geitenhoedsters onze auto zagen, sloegen ze op de vlucht alsof ze voor hun leven vreesden. Ten vierde, elke lokale man vanaf de leeftijd van 15 jaar droeg een vuurwapen.
In het park beschermden de parkwachters met machinegeweren en kogelwerende vesten mij tegen de plaatselijke veehouders, die ruimte voor hun vee hadden gecreëerd door bijna alle plaatselijke fauna in het nationale park uit te roeien. Een paar dagen later, toen ik in een hut in een kleine oase sliep, hoorde ik schoten. De volgende ochtend lagen twee jonge lokale mannen bijna dood op mijn stoep. Andere veehouders hadden ze neergeschoten omdat ze geiten hadden gestolen.
In de vele duizenden vierkante kilometers grensgebied die Zuid-Soedan, Ethiopië en Kenia met elkaar delen, ligt de laatste plek waar je ongemoeid gelaten steppezebra’s en Tiang-antilopen kunt zien rond één enkele parkwachterspost, waar parkwachters met zware geweren en kogelwerende vesten hun ronde doen. Het is ook de enige plaats waar de wet en orde wordt gehandhaafd. Ik had hetzelfde meegemaakt langs de grens tussen Kenia en Somalië, en ook in Noord-Kameroen, waar de lokale natuurbeschermingsorganisatie in conflict is met Boko Haram.
Misschien zien we dit verkeerd, en mogelijk beschouwen de lokale leden van Boko Haram de lokale wilde dieren alleen maat als hulpbron, zoals generaties voor hen hebben gedaan. Maar vaak nemen ze bezit van die hulpbronnen met behulp van vuurwapens en aarzelen ze blijkbaar niet om het vuur op natuurbeschermers te openen. Langs de grens met Somalië wijst men beschuldigend naar Al-Shabaab, en moeten we geloven dat hun leden, omdat ze terroristen zijn, wapens verspreiden. Toch moet men zich misschien realiseren dat het gewapende conflict tussen de Somalische Al-Shabaab en de Keniaanse strijdkrachten vooral gaat over wie belasting mag heffen op de illegale export van houtskool. Bovendien moet men weten dat vredeshandhaving een zeer lucratief bedrijfsmodel is voor veel strijdkrachten. En om dat businessmodel te laten werken, moet men zich realiseren dat onveiligheid het product is dat wordt uitgebuit.
Twee vuurwapens op elke volwassen man
Toen ik de situatie rond het Turkanameer in Noord-Kenia begon te onderzoeken, kwam ik erachter dat er zo’n 900.000 Turkana in dit gebied wonen en ongeveer 200.000 mannen ouder dan 15 jaar zijn. Ongeveer evenveel mannen wonen aan de andere kant van de grens. Opvallend is dat de Soedanese regering 250.000 geweren heeft uitgedeeld, Ethiopië ongeveer 100.000 en een voormalige president van Kenia nog eens 100.000. Zo leverden deze regeringen twee vuurwapens voor elke volwassen man in deze regio.
Al-Shabaab wordt gefinancierd door rijke zakenmensen en de vuurwapens die door China, Rusland en het Westen worden verkocht, blijven over de Rode Zee binnenstromen. Hetzelfde geldt voor West-Afrika en Centraal-Afrika. Geschat wordt nu dat in heel Afrika 80 procent van alle vuurwapens in particuliere handen zijn. Tijdens de Koude Oorlog werden letterlijk miljoenen kleine vuurwapens naar Afrika verscheept om oorlogen in landen als Mozambique en Angola aan te wakkeren, en toen de Koude Oorlog voorbij was, werden er nog veel meer miljoenen verscheept omdat ze niet langer nodig waren in de NAVO-landen of in het gebied van het voormalige Warschaupact: de wilde dieren betaalden en betalen nog steeds het vredesdividend. Ter informatie, in de internationale wapenhandel worden de AK-47’s slechts geclassificeerd als ‘kleine vuurwapens’.
Natuurbeschermers voelen zich bedreigd
Geweld is gemakkelijk, het doden van wilde dieren is gemakkelijk, en beschermers zijn zich ervan bewust dat ze verzeild kunnen raken in gewapende conflicten met stropers. Op veel plaatsen is er geen openbare orde en op veel plaatsen staat de legitimiteit van de overheid op het spel. Dit is niet typisch voor Afrika. Wist u dat ongeveer 30 procent van de bossen en wilde gebieden in India wordt beheerst door Naxalieten – een soort maoïstische opstandelingen? Sinds ongeveer 2010 neemt de invloed van de Naxalieten mogelijk af door ‘Operatie Groene Jacht’, maar de anti-stropers worden ernstig bedreigd. Weinigen in Nederland hebben gehoord van de recente burgeroorlog in Nepal, maar de verhalen die lokale natuurbeschermers u kunnen vertellen zijn huiveringwekkend. Dat geldt ook voor de verhalen die sommige van mijn voormalige promovendi mij hebben verteld. Met andere woorden, waar ‘groen geweld’ voorkomt, is het verkeerd, maar het is wel te begrijpen: natuurbeschermers voelen zich vaak dodelijk bedreigd.
Dat leidt er echter ook toe dat stropers zich bedreigd voelen. Zo verandert eenvoudig ‘politiewerk’ in ‘groene militarisering’, die dan aan beide zijden gemakkelijk kan escaleren tot ‘groen geweld’. Zelfs in een vredelievend land als Nederland verzocht een minister boswachters een kogelvrij vest te dragen in plaats van de politie op het platteland te versterken. Dat zou een eerste stap zijn geweest in de richting van ‘groene militarisering’.
Voordat ik het onderwerp van kunstmatige intelligentie ga bespreken, is het belangrijk om tot slot op te merken dat het in veel landen onveilig is om gearresteerd te worden. In veel delen van de wereld zou je binnen enkele dagen verkracht worden – misschien zelfs met de kans om met aids besmet te raken – of je nu een vrouw of een man bent. En men kan jarenlang in een afschuwelijke gevangenis wegkwijnen zonder ooit een rechter te zien.
Misdaden voorkomen met kunstmatige intelligentie
En nu, hoe zit het met kunstmatige intelligentie? Een paar jaar geleden werd ik door het Nederlandse NWO gevraagd om in samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut de focus te richten op de misdadige handel met in het wild levende dieren. Bij het oplossen van misdrijven is de forensische wetenschap cruciaal. Maar pas nadat er een misdrijf is gepleegd.
Foto: Julia Schäfer
Dus als er bijvoorbeeld een witte neushoorn is gedood op een terrein en er wordt een persoon dood aangetroffen in de buurt, dan kan forensisch onderzoek de autoriteiten helpen om te ontrafelen wat er is gebeurd en om iedereen die betrokken is bij het misdrijf voor de rechter te brengen. Maar tijdens die vergadering kreeg ik een openbaring. Ik realiseerde me dat het niet mijn professionele roeping was om wraak te nemen door criminelen te identificeren, en ook niet om een medemens in het gevang te krijgen waar hij of zij verkracht kon worden of op een andere manier schade kon worden toegebracht. Wetenschap noch wraak kan een dode neushoorn of persoon weer tot leven wekken. Maar wat als de wetenschap het doden kan voorkomen?
Op dat moment kwam het bij me op dat mijn intelligentie en kennis, naast wetenschappelijk onderzoek, gebruikt zou moeten worden om manieren te onderzoeken die het doden van neushoorns en olifanten konden voorkomen. Weet je nog dat ik aan het begin van deze lezing refereerde aan Martin Luthers interesse in moraaltheologie – met name wat betreft de begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’? Als je een misdaad kunt voorkomen, dan sta je aan de kant van het ‘goede’, en als je een stroper aanhoudt voordat hij de wet overtreedt en alleen oppakt voor een overtreding waarvoor hij normaal gesproken niet naar de gevangenis hoeft, dan werk je voor een betere wereld. Het zou nog waardevoller zijn als men een systeem zou kunnen bedenken waarin parkwachters van tevoren weten waar een potentiële stroper zich in de bush zal verstoppen en die informatie zouden gebruiken om de spiraal van angst en geweld om te keren. Dit, zo leek mij, zou de kans op ‘groen geweld’ verkleinen.
De ontwikkeling van voorspellende analytics
Mijn groep richt zich al op kunstmatige intelligentie. Met financiering van de Europese Commissie hebben we baanbrekend werk verricht op het gebied van de precisie van het opsporen van dieren en hebben we een aantal fascinerende ontdekkingen gedaan met behulp van vrij rondlopend vee als modelsoort. Net als veel andere ecologen hadden we ons beziggehouden met het volgen van dieren, maar nu verschoof de wiskunde in een veel spannendere richting.
Daarom heb ik, toen ik me afvroeg waarom ik niet aan forensisch onderzoek wilde meewerken, een gewaagde stap gezet en aangekondigd dat we moesten werken aan het voorspellen waar en wanneer er in de bush een misdrijf met wilde dieren zou plaatsvinden. Met andere woorden, we moesten voorspellende analyses ontwikkelen – maar waarvan? Stropers dragen geen sensoren. Bovendien wilde ik niet dat er sensoren op neushoorns werden geplaatst. Als we dat wel zouden doen, zou iedereen met enige ervaring met radiozenders in staat zijn om die neushoorns te lokaliseren en ze te doden. Het systeem dat ik wilde, zou het risico voor neushoorns moeten verminderen en niet verhogen.
Foto: Julia Schäfer
In de maanden voor die historische ontmoeting met NWO en NFI gingen we helemaal op in het werk met betrekking tot de interacties tussen zebra’s en gnoes enerzijds en tussen zebra’s en leeuwen anderzijds. We ontdekten dat leeuwen geen eenvoudige hinderlaagmoordenaars zijn zoals in publicaties wordt beweerd, maar dat ze prooidieren urenlang kunnen achtervolgen en dat zebra’s en gnoes ze urenlang kunnen ontwijken – niet door te rennen, maar door voortdurend een veilige afstand te bewaren en te reageren op de bewegingen van de leeuwen. Als men het op een computerscherm ziet, doet het denken aan een oorlogsgame of een schaakspel.
De gegevens laten een enorm milieubewustzijn bij deze gnoes en zebra’s zien. Als je ze echter in het veld observeert, dan pik je dat helemaal niet op, zeker niet in de bush waar veel van deze prooi- en roofdieren in zuidelijk Afrika actief zijn. Alleen als je sensoren op de dieren zet, en alleen als je hun bewegingen met geavanceerde wiskundige hulpmiddelen analyseert, realiseer je je dat deze eenvoudige grote grazers het resultaat zijn van miljoenen jaren van evolutie die hun sensoren tot in de perfectie hebben verfijnd. We noemen hun sensoren ‘oren’, ‘neuzen’ en ‘ogen’. Ze hebben kennis van hun terrein, ze weten waar ze kunnen rennen en waar ze niet kunnen rennen; ze weten waar een hek is dat een leeuw zou kunnen gebruiken om ze tot stoppen te dwingen tijdens een achtervolging. Ze hebben een brein om al deze binnenkomende gegevens misschien wel beter te verwerken dan welke geïntegreerde sensor dan ook. En toen viel het kwartje bij mij: ik stelde voor om grote herbivoren te gebruiken als biosensoren om stropers te detecteren, en om met behulp van geavanceerde wiskundige analyses van hun bewegingspatronen af te leiden waar een stroper loopt of zich verstopt.
Dank zij rondstruinende antilopen, wildebeesten, impala’s en zebra’s
Plotseling voelde ik me weer jong en helder. Hier was een gloednieuwe uitdaging. Ik was opgeleid als gedragsecoloog en na tientallen jaren van onderzoek en samenwerking denk ik dat ik beter thuis ben in de ecologie van grote zoogdieren dan de meeste anderen: ik heb het voorrecht gehad dat ik een grondige opleiding in vegetatie-ecologie heb genoten en ik heb veel werk verricht op het gebied van teledetectie. Ik heb zeer goede contacten in Afrika en ik heb veel met het bedrijfsleven samengewerkt. Het belangrijkste is dat ik de geïntegreerde kennis van meer dan honderd promovendi in mijn hoofd heb.
Foto: Julia Schäfer
Ik was zeer verheugd dat NWO dit opwindende idee wilde financieren en dat ik samenwerkingsovereenkomsten heb kunnen sluiten met IBM (de computergigant), EnChoice (een databedrijf), MTN (een telecommunicatiereus) en Welgevonden Game Reserve, dat naar mijn mening het best beheerde wildreservaat van Afrika is en niet te vergelijken is met wat ik in Europa, Australië of Azië heb gezien. Bovendien vond ik de MF-Foundation bereid om grote bedragen te betalen voor het vangen, vervoeren en vrijlaten van de vele verklikkerdieren die we nodig hadden. Impala’s, gnoes, elandantilopen en zebra’s zwerven door het veld waar we veel experimenten hebben gedaan om stroperij na te bootsen. Er moest een LoRa-netwerk worden ontworpen en gebouwd en er moest datatransmissie via databanken in het Midden-Oosten, Canada en Europa plaatsvinden. De data stroomden rijkelijk naar Wageningen waar de bekwame Henjo de Knegt en Jasper Eikelboom de gegevens transformeerden tot het kunstmatige intelligentieproduct dat we nodig hebben.
Tegelijkertijd bouwden we in Welgevonden een gepantserd datawarehouse, waarin we een Joint Operation Command Centre hebben opgezet. We hebben met het leger en de politie samengewerkt op het gebied van inlichtingenwerk, we hebben op wegen gieken gebouwd met nummerplaatherkenning gekoppeld aan systemen met gegevens van gestolen auto’s, en we hebben een volgsysteem voor auto’s in het reservaat ontwikkeld. Onze voorspellende analyses van de grote verklikkerzoogdieren en onze sensorgegevens zullen worden geïntegreerd in dit commandocentrum.
We hopen zo het risico te verminderen voor de beschermde diersoorten die echt op punt van uitsterven staan. Het stropen van de neushoorns heeft de afgelopen 10 jaar misschien al 90% van alle Afrikaanse neushoorns gedood. In dezelfde periode hebben we in Welgevonden slechts één neushoorn verloren door stroperij, geen enkele boswachter, en ook geen enkele stroper of indringer heeft zijn of haar leven verloren. Natuurlijk willen we dit uitrollen naar meer beschermde gebieden. We hebben nog meer geld nodig, en ik zal voor altijd om geld blijven smeken, zoals ik heb gedaan om vele tientallen promovendi te financieren.
Foto: Julia Schäfer
Ik zal blijven werken in dit geïntegreerde gebied van natuurbehoud en kunstmatige intelligentie. We moeten dringend een bepaald type drone ontwikkelen dat eruitziet als een adelaar en met behulp van slagvlucht de uitkomst van onze voorspellende algoritmes kan inspecteren. Wanneer onze algoritmes afleiden uit het complexe gedrag van verklikkerdieren waar een stroper zich waarschijnlijk heeft verstopt, wil ik dat dit geverifieerd kan worden voordat de parkwachters hun leven moeten riskeren. We hebben sensoren nodig voor nog eens 3000 dieren en we hebben meer LoRa-masten nodig. Verder hebben we meer knappe koppen nodig.
‘Groen geweld’ is net zo slecht als elke andere vorm van geweld
Deze lezing is een openbare lezing voor een publiek van studenten, en ik richt me specifiek tot u. Naar mijn mening is het leven van neushoorns heilig, net als het leven van parkwachters – én stropers. Bij het bespreken van drones hoorde ik vaak de enthousiaste reactie van u en uw medestudenten: “ah, dan kunnen we stropers uit de lucht schieten!” Mijn antwoord is: houd alsjeblieft op met die manier van denken. Stropers hebben rechten - als ze iets illegaals hebben gedaan, moeten ze voor de rechter worden gebracht. ‘Groen geweld’ is net zo slecht als elke andere vorm van geweld.
De meeste stropers zijn mensen die getraind zijn in de gewapende strijd en weten hoe ze van schieten kunnen leven, maar niets anders, of ze zijn werkloze jongeren die geen toekomst voor zichzelf zien en bling-bling willen kopen om indruk te maken op meisjes. Er is geen enkele aanwijzing dat ze in ‘bendes’ opereren met de psychopathie van geharde criminelen, misschien is er zelfs geen bewijs voor syndicaatleiders die opdracht geven tot het doden van bepaalde neushoorns.
Onze taak als studenten van het leven is om onze hersenen, vaardigheden en kennis te gebruiken om dat leven te verbeteren en te beschermen. Binnen de arena van het natuurbehoud is het onze taak om benaderingen te bedenken die zo geavanceerd en zo effectief zijn dat de natuur op aarde zal blijven bestaan zonder geweld van onze soort – of het nu stropers of beschermers zijn. Het is mijn overtuiging dat u en ik dat kunnen doen door kunstmatige intelligentie en het beste van de wetenschap ter tafel te brengen.
Professor Herbert Prins werd in december 1992 benoemd aan Wageningen University & Research. Terwijl hij leerstoelhouder was, begeleidde de groep ongeveer 1500 MSc-studenten.
Professor Prins is een internationaal vermaarde wetenschapper. Al als masterstudent publiceerde hij acht internationale academische papers. Daarna trok hij naar Cambridge University en kreeg internationale bekendheid, maar meer nog in de wildernis van Tanzania, waar hij naast natuuronderzoeker ook natuurbeschermer werd. Hij werd vervolgens gekozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen om zijn puur academische onderzoeken voort te zetten.
Herbert Prins heeft veel gedaan voor het behoud van de natuur op nationaal niveau (Natuurmonumenten) terwijl hij internationaal mede de oprichting van nieuwe nationale parken begeleidde in Gabon, Kameroen en Indonesië. Voor zijn leiderschap werd hij benoemd tot Officier in de Orde van de Gouden Ark door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard, en later Officier in de Orde van Oranje Nassau door Hare Majesteit Koningin Beatrix. In de Verenigde Staten ontving hij de Aldo Leopold Award en in Australië werd hij door het Royal Melbourne Institute of Technology verkozen tot Foundation Fellow.
Tijdens zijn lange carrière zag hij bijna elke drie maanden een PhD-kandidaat de doctorstitel behalen. In totaal ontvingen 98 promovendi hun PhD met hem als promotor. Momenteel begeleidt hij nog dertien kandidaten. Hij is (co-)auteur van bijna 500 wetenschappelijke artikelen, schreef een boek en was redacteur van achttien wetenschappelijke boeken en specials van wetenschappelijke tijdschriften. Zijn H-index staat op eenenzeventig. In de afgelopen 30 jaar publiceerde hij om de 21 werkdagen een wetenschappelijk artikel, een hoofdstuk in een boek of een rapport en zijn werk werd minstens twee keer per werkdag geciteerd. Afgezien daarvan was hij wetenschappelijk consultant voor BBC- en National Geographic-films.
Coverfoto: Jasper Eikelboom