category_news
Vijf vragen over natuurbranden
In de zomer is het bijna dagelijks nieuws: grote natuurbranden die duizenden hectares in de as leggen. Het lijken er steeds meer te worden en ook steeds vaker op onverwachte plekken, zoals in London en Siberië, maar ook Nederland. Hoe kan dit, zijn er ook echt steeds meer natuurbranden, en zijn landen hier wel voldoende op voorbereid? Natuurbranddeskundige Cathelijne Stoof geeft antwoorden op de meest gestelde vragen.
1 Neemt het aantal natuurbranden en de aandacht hiervoor toe?
“In de Europese Unie is dit jaar al meer natuur in vlammen opgegaan dan in heel 2021. Het Europese bosbrandinformatiesysteem EFFIS laat zien waar er op dit moment branden zijn. Ook voor de rest van de wereld bestaat zo’n systeem: GWIS. Als je hiernaar kijkt valt op dat er elders in de wereld veel meer branden zijn dan in Europa. Delen van Afrika kleuren bijvoorbeeld donkerrood; branden zijn hier heel normaal. In Europa of de Verenigde Staten krijgen branden vooral meer aandacht omdat het hier vaak gaat om dichtbevolkte gebieden of populaire vakantieplekken. Beelden van een camping waar vakantiegangers worden geëvacueerd komen razendsnel op social media. Dit brengt de brand dichtbij en geeft een gevoel van urgentie."
2 Waardoor ontstaan natuurbranden?
“Bij het ontstaan van een natuurbrand spelen drie elementen mee: het weer en klimaat (hete, droge zomers), een ontsteking (waardoor is de eerste vlam ontstaan) en brandstof (veelal vegetatie). In Europa worden bijna alle branden door de mens veroorzaakt. De helft daarvan onbedoeld, bijvoorbeeld door het remmen van een trein waar vonken vanaf komen, de uitlaat van een auto, of een achtergelaten kampvuur of barbecue. De andere helft is moedwillig aangestoken. In hoger gelegen gebieden, zoals de bergen, kan bliksem een oorzaak zijn, maar vaker is dit de mens. Door klimaatverandering worden de zomers steeds heter en droger. Planten gaan hierdoor dood of drogen uit, wat zeer goede brandstof is. Onder gunstige omstandigheden kan een beginnende brand hierdoor al snel uitgroeien tot een brand van enorme omvang en intensiteit. Soms zelfs zo hevig dat branden hun eigen weer creëren met heftige turbulentie, harde wind en onweer met bliksem. Deze bliksemschichten veroorzaken op andere plekken nieuwe brandhaarden en onvoorspelbare wind op de grond. Een intense brand kan ook vliegvuur creëren, vergelijkbaar met de vonkenregen in Scheveningen. Vonken waaien met de wind mee, waardoor nieuwe branden ontstaan. Soms kilometers verderop.”
3 Wanneer stoppen natuurbranden?
“Natuurbranden stoppen bij de oceaan, of bij een plotselinge weersomslag: veel regen en minder wind. Natuurbranden zijn anders dan gebouwbranden. Ze zijn dynamisch en worden sterk beïnvloed door tijd en ruimte. Om natuurbranden goed te stoppen is kennis van het landschap en veranderingen in het weer vereist. Als een natuurbrand een bepaalde intensiteit bereikt, is blussen onmogelijk. De brandweer focust zich dan op het vertragen van branden of het beschermen van strategische plekken, bijvoorbeeld plekken waar huizen staan en mensen zijn. Maar zoals bij de meeste dingen geldt ook hier: voorkomen is beter dan bestrijden. Voorkomen kan bijvoorbeeld door de aanleg van brandgangen (stroken waar plantengroei is verwijderd), het preventief afbranden van de ondergroei in een bos en voorkomen dat brandgevoelige planten overwoekeren, zodat het vuur minder brandstof heeft. Dit heeft allemaal te maken met goed landschapsbeheer.”
4 Zijn Nederland en Europa goed voorbereid?
“Natuurbrand is een complex onderwerp, dat in Nederland onder minstens vijf ministeries valt. Niemand is echt eindverantwoordelijk. Dat moet anders, want een natuurbrand is niet alleen een probleem van de brandweer. Het is een maatschappelijk vraagstuk: in de toekomst zullen we moeten leren leven met vuur. Vuur wordt wereldwijd en ook in Nederland nog vooral benaderd vanuit het oogpunt van brandbestrijding. Maar een brand kan heel nuttig zijn, ook voor de natuur. Er zijn planten die vuur of zelfs rook nodig hebben om te ontkiemen. Na een paar dagen ontluiken vaak weer groene grassprietjes en ook heide komt vaak uit zichzelf weer terug. Vuur is dus niet altijd slecht en kan zelfs goed zijn. Maar als het vuur bepaalt waar, wanneer en hoe het brandt, dan is dat wel een probleem. Dan krijg je onbeheersbare branden die heel gevaarlijk kunnen zijn. Dit is een onderschat risico. Daarbij komt dat branden steeds extremer worden, het vuurseizoen langer en de vuurseizoenen in Zuid- en Noord-Europa gaan steeds meer overlappen. Hierdoor kunnen Europese landen elkaar moeilijker helpen op de momenten dat dat nodig is. Het is daarom nodig dat we het landschap en de maatschappij inrichten op een leven met vuur, lerend van de fouten en de successen van elders.
5 Wat moet er gebeuren om te ‘leren leven met vuur’?
Een integrale, praktische en wetenschappelijk onderbouwde aanpak is nodig om te leren leven met vuur en een ramp voor te zijn. PyroLife is een groot Europees trainingsprogramma waarin we toewerken naar zo’n integrale aanpak. In dit project brengen we kennis uit verschillende landen, wetenschappelijke disciplines en praktijk samen. De Zuid-Europese deskundigheid in natuurbranden wordt ingezet om de oorzaak, eigenschappen en effecten van branden in noordelijke gebieden te kunnen begrijpen. De Noord-Europese inzichten om te leven met water worden toegepast op een leven met vuur in Noord- en Zuid-Europa. Door te werken met experts in watermanagement gebruiken we deze kennis voor het ontwerpen van veerkrachtige landschappen en het voorbereiden van de maatschappij op het leven met natuurbranden.”